Schrijfster en Nobelprijswinnares Toni Morrison zei eens in een interview: “Er bestaat niet zoiets als een ras. Racisme is een constructie, een sociale constructie …. Het heeft een sociale functie, racisme”. In de Tweede Wereldoorlog was die functie voor de nazi’s duidelijk aanwezig: een bliksemafleider en bedoeld om de Duitsers blijvend achter de oorlog te scharen, omstanders bang te maken en om uiteindelijk de joden te vernietigen. Een gruwelijke Shoah was het gevolg, die ruim 100.000 Joodse Nederlanders het leven kostte. Afgevoerd, vermoord.
Weerzin tegen racisme
Omstanders werden bang gemaakt en slechts één keer hadden ze de moed om massaal in opstand te komen tegen dit racisme: tijdens de Februaristaking van 1941. Een heel bijzondere staking, die we ook dit jaar weer herdenken.
Er vonden op 22 en 23 februari 1941 razzia’s plaats: 389 joodse mannen werden gewelddadig bijeengedreven in het hartje van Amsterdam. Omstanders zagen het zelf, anderen hoorden ervan. Afschuwelijk was het, de mensen werden woedend. Communisten namen het initiatief en gooiden de lont in het kruitvat. Staakt, staakt, staakt….was het parool. Het lukte: Amsterdam ging twee dagen plat uit woede over de Jodenvervolging, uit weerzin tegen dit racisme.
Mijn vader Gerard Maas had met afschuw gevolgd wat er sinds 1933, toen Hitler aan de macht kwam, in Duitsland gebeurde. En nu hadden de Duitsers Nederland bezet. Hij besloot te handelen en werd in augustus 1940 in zijn geboortestad Zaandam lid van de communistische partij. Net na de oorlog schreef Gerard zijn belevenissen tijdens de oorlog op in een dummy. Het was een achtbaan van vreselijke en spannende gebeurtenissen.
Staking in Zaandam
Op 25 februari 1941 kwam een van de leiders van de plaatselijke CPN bij Gerard langs met het nieuws uit de hoofdstad en met het voorstel om ook in de Zaanstreek op te roepen tot een staking. Gerard typte het bekende pamflet ‘Staakt, staakt, staakt’ over en ze mobiliseerden de illegale communistische werkers. De volgende dag waren ze vroeg op pad. Gerard stond bij de poort van Verkade’s fabrieken en sprak voor het eerst van zijn leven de arbeiders en arbeidsters toe. Vooral de meiden en jongens die uit Amsterdam kwamen, gaven direct gehoor aan zijn oproep om buiten de poort te blijven. Samen gingen ze andere fabrieken af om de staking algemeen te krijgen. Het kostte erg veel moeite maar het lukte in de hele Zaanstreek.
Honderden verzamelden zich in het stadscentrum van Zaandam. Een groep jonge arbeiders zong de ‘Internationale’ terwijl scholieren van het Lyceum zich bij hen aansloten en ‘Oranje Boven’ zongen. Uit Gerards dummy: “In de loop van de dag werd de staking algemeen. In de middag leek het een zondag in Zaandam. In de Westzijde schuifelden de mensen voetje voor voetje verder. Zij hadden hun zondagse pak aangetrokken. De jeugd hield zich bezig met een algemeen voetbalspel. Er was een uitgelaten vrolijke stemming.”
Maar in de namiddag kwam de terreur. Open vrachtauto’s met Grüne Polizei arriveerden en er werd geschoten. De menigte stoof in paniek uiteen. Een Nederlandse jonge man werd dodelijk getroffen. Maar daarmee was de staking nog niet beëindigd. Die duurde voort tot de volgende middag, donderdag 27 februari. Tegen een Duits executiedreigement kon echter niemand op. Gedwongen gingen de mensen weer aan het werk.
Gerards verhaal
Gerard werd na de staking een van de plaatselijke illegale leiders van de CPN. Hij onderhield het contact met de landelijke leiding en hielp met het organiseren van onderduik, sabotage en de illegale krant De Waarheid. In augustus 1943 werd hij gearresteerd, opgesloten in de Weteringschansgevangenis en gemarteld in de Euterpestraat in Amsterdam. Hij liet niets los en belandde in kamp Amersfoort.
Vandaaruit werd hij gedagvaard voor een zitting van de Duitse rechtbank, die hem en vier andere illegale werkers ter dood veroordeelde. Ze zaten vast in de dodencellen van het Oranjehotel en in die van kamp Vught. Op 25 juli 1944 werden hij en zijn makkers daar gewekt voor de executie. Gerard en nog een makker hoorden van de ‘Staatsanwalt’ dat ze gratie kregen. Hij moest afscheid nemen van zijn kameraden die mee moesten met het vuurpeloton. Onder hen zijn hartsvriend Sjef Swolfs. Verdoofd bleef hij achter.
Zijn straf was omgezet in een hechtenis van 10 jaar. Hij ging op transport richting Duitsland. Daar maakte hij bombardementen, honger en ellende mee. Tenslotte reed op 29 maart 1945 een Amerikaanse tank de binnenplaats op van het tuchthuis in Butzbach. Gerard was bevrijd. Twee maanden later kon hij in zijn geliefde Zaanstreek en Waterland terugkeren. Hij zou zijn leven lang communist blijven met idealen van rechtvaardigheid en tegen oorlog, fascisme en racisme.